07-08-2020

ONGEREMD EN ONBESCHAAMD VRAGEN STELLEN i.m. Peter Nijenhuis (1957-2020)

 'Ik heb geen speciaal talent. Ik ben slechts nieuwsgierig.’ Een citaat van Albert Einstein. Toen ik het las dacht ik aan Peter. 

Bijna vijftig jaar geleden maakte ik voor het eerst kennis met zijn ongebreidelde, onbeschaamde nieuwsgierigheid. Op het sportveld van onze middelbare school hier in Arnhem. Terwijl onze klasgenoten zich afbeulden op de grasmat, stonden wij achter het doel ons te vervelen. We raakten aan de praat. Alhoewel. Peter begon de een na de andere vraag op me af te vuren. Dat was ik niet gewend, dat iemand interesse in mij had. Het leken volkomen willekeurige vragen. Waar ik woonde, in wat voor een huis, wat mijn vader voor de kost deed, of mijn vader rookte, hoe vaak ik mezelf bevredigde, of ik liever kersen of druiven at?  Zijn vragen verwarden me. Wat wilde hij? Zocht hij een zwakke plek om daar later misbruik van te maken? 

Inmiddels weet ik beter. Hij probeerde een zo volledig mogelijk beeld van mij te krijgen. Niet om daarna een oordeel over me te vellen, nee, het was zoals gezegd ongebreidelde interesse. De manier waarop hij zijn vragen stelde was niet anders dan brutaal te noemen. Maar hij kwam er steeds weer mee weg.  Hij leek wat dat betreft wel op de journalist en interviewer Ischa Meijer.  

Daar aan de rand van het sportveld van het Thomas a Kempis college ontstond onze vriendschap. Dat nam niet weg dat er geen vragen meer werden gesteld. De volgende vijf decennia bleef hij ze stellen. Anderhalve week geleden zag ik Peter voor het laatst. Verzwakt, vermagerd en hij had moeite met spreken. Maar zelfs toen was hij degene die de vragen stelde.  Ook zijn klassieke en onvermijdelijke vraag: wat zijn dat voor een schoenen, koop je die in Antwerpen, hoeveel kosten ze? Al bij al maakt dat zijn dood nog onwerkelijker.

 

Peter is een van de meest oorspronkelijke persoonlijkheden die ik heb ontmoet. Zelden iemand gezien die zo zijn eigen koers voer. Op wat voor gebied dan ook, nooit volgde hij een trend of een mode. Hij deed alles op zijn eigen manier. 

Hij had op de muziekschool lessen slagwerk gevolgd.  In Amsterdam had hij een drumstel gemaakt van het onderstel van een metalen kantoortafel en een stuk of wat lege fritessausemmers.  Op dat drumstel begeleide hij een plaatopname van een pianoconcert van Mozart. Het resultaat was verbijsterend. Het was niet langer Peter die Mozart begeleidde, nee, Mozart begeleide Peter Nijenhuis. Dat had veel te maken met zijn nogal dwingende, stacato-achtige stijl van drummen die hij zelf omschreef als rockabilly drummen. Daar moest zelfs Wolfgang Amadeus Mozart zich aan onderwerpen. 

En ondertussen waren we ook nog eens links geworden. Vooral Peter. Ik herinner me een zomervakantie waarin Peter iedere dag een uur of zes besteedde aan het bestuderen van sleutelwerken uit de marxistische-leninistische canon. Hij heeft nog geprobeerd mij over te halen maar ik las liever romans. Niet veel later werd hij lid van het Comité Revolutionair Marxisten, een trotskistische splinterorganisatie. Dat was chiquer dan de CPN. Want hoe links we ook waren we waren natuurlijk ook snobs. Terwijl onze klasgenoten schoolfeesten bezochten zaten wij op mijn jongenskamer en luisterden pijprokend naar muziek van de Italiaanse avant-garde componist Luciano Berio

Op een vrijdagmiddag na school vroeg Peter mij voor de zoveelste keer waarom ik geen lid werd van het Comité Revolutionair Marxisten.  Zo niet dan zag hij zich genoodzaakt mij de vriendschap op te zeggen. Ik kon zijn dreigement slecht beantwoorden door hem verbijsterd aan te kijken. Peter begreep het, mompelde nog iets onverstaanbaars en we hebben het er verder nooit meer over gehad.

Na zijn middelbare school vertrok Peter naar Amsterdam om in navolging van zijn vader economie te gaan studeren. Na een paar maanden volgde ik. We vonden beiden een kamer in De Zilverberg in Amsterdam-Noord. Dat was de roemruchte studentenflat waar je of aan de drugs raakte of aan de drank, verliefd werd of zelfmoord pleegde. In die zin hebben we het er goed afgebracht. 

Inmiddels was Peter zeer tot verdriet van zijn vader overgestapt naar de studie geschiedenis. Omdat zijn vader uit pure nijd nog langer weigerde te betalen, moest Peter de meest ellendige uitzendbaantjes aannemen. Was ‘t contact met de werkende mens er de oorzaak van dat Peters liefde voor de revolutie bekoelde?

Of was het de Chileense vluchteling Fernando? Een vijftigjarige hoogleraar in de sociologie. Vertrouweling van Allende. Hij bevond zich in het presidentiele paleis toen de door de CIA gesteunde milities van Pinochet er binnenvielen. Hij overleefde het en kon vluchten. Naar Nederland waar het Comité Revolutionair Marxisten zich over hem ontfermde. Dat wees hem toe aan kameraad Nijenhuis. Die had vast nog wel een plekje voor hem in zijn studentenkamer van 3 bij 4. 

De intens trieste blik van Fernando werd nog versterkt door zijn forse afhangende snor. Hij straalde in elk opzicht de vergeefsheid van de revolutie uit. Misschien droeg dat er ook toe bij.

In ieder geval schreef Peter, die zich inmiddels bediende van de artiestennaam Johnny Valentino, niet lang daarna De hond van Pavlov. De eerste 4 regels ken ik nog steeds uit mijn hoofd.

 

ik ben de hond van pavlov

ik doe het met de hand 

mijn rolstoel heeft geen accu

en vaak een lekke band 

 

Ik heb dat gedicht altijd gezien als briljante kolder. Maar toen ik het een paar dagen geleden teruglas, begreep ik dat het autobiografische gehalte zeer hoog is. Het gedicht beschrijft zijn worsteling met de revolutionaire beweging en zijn afscheid daarvan. Peter zelf was de hond van Pavlov die ergen in Kiev in een hondenhospitaal verbleef. Maar gelukkig zag hij op tijd het licht.

 

ter ere van de heilstaat

al was ik vaak bedroefd

gaf ik graag lijf en leden

als het maar nooit meer hoeft...

 

... ik reis nu heen en weder

spendeer veel geld en tijd 

aan decadente kunstcultuur

en andere ledigheid 

 

Vanaf dat moment nam decadente kunstcultuur een steeds grotere plaats in zijn leven in. En zijn ongeremde nieuwsgierigheid kwam hem daar erg goed van pas. 

 

(Uitgesproken bij de herdenkingsbijeenkomst voor Peter Nijenhuis op woensdag 5 augustus 2020 in ‘De Kluis’ van Collectie De Groen in Arnhem)