In Een graf in de wolken, de zesde roman van Willem van Zadelhoff (1958), keert de auteur terug naar Arnhem, zijn geboortestad en de plek die meer of minder prominent het toneel vormt van zijn zogeheten Holle haven-trilogie, een wijd en zijd bejubeld drieluik over de opkomst en ondergang van de modernistische architectuur, bestaande uit de romans Een stoel(2003), Holle haven (2006) en Ga niet weg (2010). Op de achterflap van het derde deel sprak de uitgever indertijd tamelijk provisorisch over een ‘sluitstuk’, hoewel Van Zadelhoff zelf dergelijke begrenzende terminologie nooit heeft gehanteerd en hij zijn romancyclus — want dat is het nu toch écht aan het worden — eerder ziet als een eindeloos uitdijend work in progress. Wie dacht dat de schrijver klaar is met de familiesaga van de Arnhemse wijnhandelaar Gerrit Kats, komt bedrogen uit. Met Een graf in de wolken maakt Van Zadelhoff negen jaar na het vermeende orgelpunt in één moeite een heuse tetralogie van wat eigenlijk nooit een trilogie is geweest.
Licht en lucht
In de beste traditie van de roman fleuve spint Van Zadelhoff het verhaal van de Katsen verder uit, inclusief sprongen in de tijd, nieuwe personages, subplots en cliffhangers. Het lezen van de vorige drie delen is geen absolute vereiste om Een graf in de wolken te smaken of te begrijpen, maar wie de voorlopers al achter de kiezen heeft, zal de tientallen subtiele verwijzingen, knipogen en zinspelingen nog meer naar waarde weten te schatten. Van Zadelhoff heeft de verschillende delen overigens ook zo geconcipieerd dat ze onafhankelijk van elkaar leesbaar zijn.
Enkele thema’s lopen als een rode draad door de cyclus heen: de maakbaarheid van de moderne samenleving, de intrinsieke waarde van architectuur, de wonden van de oorlog en vooral de onmogelijkheid om het verleden definitief af te sluiten, van zich af te schudden of te kneden. Het citaat uit Armando’s autobiografisch gedicht ‘Het gevecht’ dat Van Zadelhoff aan zijn jongste roman als motto meegeeft, is dan ook meer dan veelzeggend en bijzonder raak gekozen, want bij uitbreiding toepasbaar op alle delen samen: ‘Gisteren heerst in alle dagen.’
‘Licht’ en ‘lucht’, deze twee sleutelwoorden weergalmen van deel tot deel. In Een stoel, het oerverhaal van de reeks, droomt Gerrit Kats van ‘een omgekeerde villa, een paradijs van licht en lucht’ en haalt hij de vermaarde architecten Marcel Breuer en Mart Stam naar Arnhem. Maar in plaats van een huis leveren ze een unieke stoel af, het eerste prototype van een Freischwinger of achterpootloze buisstoel:
Eerst de stoel, dan het huis […]. Het is louter een organische kwestie […]. De menselijke maat, daar komt het op aan […], huizen vloeien voort uit stoelen en stoelen uit mensen, niet omgekeerd.
Ook in Van Zadelhoffs dichtbundel
Het ei van Fabergé (2014) komt een gedichtenreeks voor met de titel ‘Lexicon van licht en lucht’. ‘Licht’ en ‘lucht’ staan niet alleen voor dromen, modernisme en de klare lijn, maar ook voor wolken, vrijheid en wedergeboorte.
De titel van
Een graf in de wolken ontleende Van Zadelhoff aan Paul Celan, meer bepaald uit diens adembenemende gedicht over de Holocaust ‘
Todesfuge’:
Er ruft spielt süßer den Tod der Tod ist ein Meister aus Deutschland
er ruft streicht dunkler die Geigen dann steigt ihr als Rauch in die Luft
dann habt ihr ein Grab in den Wolken da liegt man nicht eng
Zoals de titel, het motto en het omslagbeeld van
Henryk Rossdoen vermoeden, duiken we in het oorlogsverleden.
Een graf in de wolken start in 1940 en eindigt in 1957: de actie ontvouwt zich over een periode van bijna twintig jaar. In
Holle haven komt de Tweede Wereldoorlog ook al ruimschoots aan bod, maar vooral gezien vanuit het perspectief van de architect Viktor Vonk, zijn vrouw Ada en de kunsthistoricus Bernhard Mörtenböck. Hoe de Katsen de oorlog hebben doorgemaakt was echter nog niet helemaal duidelijk.
Een graf in de wolken vult deze lacune, tegen de achtergrond van een bezet, verwoest en heropgebouwd Arnhem.
De stad Arnhem speelde een belangrijke rol in de Tweede Wereldoorlog, vooral naar het einde toe. Van 17 tot 25 september 1944 vond de zogeheten Slag om Arnhem plaats, een historische luchtlanding en veldslag. De operatie mislukte en het directe gevolg was de Hongerwinter. De stad Arnhem werd in grote mate door bombardementen van zowel de Duitse als de geallieerde zijde verwoest. Van Zadelhoff, die de oorlog niet zelf meemaakte, groeide op met verhalen over de oorlog: zijn vader en zijn familie hebben de laatste oorlogswinter doorgebracht in een
bakhuisje, zoals hij prangend beschrijft in
Holle haven en
Een graf in de wolken. De schrijver hoorde zo vaak over het huisje dat het voor hem nagenoeg een symbool van de oorlog en in het bijzonder van de evacuatie is geworden.
Uiteraard herinneren tot op vandaag vele plekken in Arnhem aan de oorlog. Dat Van Zadelhoff zijn oerverhaal over een modernistisch stijlicoon zonder achterpoten en de gevolgen voor de architectuur van dat ontwerp net in Arnhem situeert, is (zoals de auteur verklaart in
een interview) weinig verwonderlijk:
bombs are an architect’s best friend. Van
Een stoeltot en met
Een graf in de wolken verwerkt Van Zadelhoff ongegeneerd zijn voorliefde voor modernistische architectuur. In elk deel komt een bepaald aspect van de architecturale periode aan bod: in
Een stoel komen Stam en Breuer aan bod, in
Holle haven laat Frederik Kats een villa bouwen door de fictieve op Gerrit Rietveld gebaseerde architect Thomas Strobosch en in
Ga niet weg betrekt Robert een villa in de Westelijke Tuinsteden.
Een graf van licht en lucht
In het Arnhem van 1940 worstelt de twintigjarige protestant Leonard Keller met zijn gevoelens voor de Duitse Joodse vluchteling Daniël Morgenstern. De twee vrienden voelen zich tot elkaar aangetrokken en dromen ervan samen naar Parijs te trekken om er een kunstenaarsleven te leiden. Christian Morgenstern, de vader van Daniël en eigenaar van het in 1933 onteigende Weingut Jakob Morgenstern, is met zijn gezin gevlucht uit Rüdesheim en vindt sinds drie jaar onderdak bij zijn oude Arnhemse vriend, de vermogende wijnhandelaar Gerrit Kats.
Leonards verloofde is Dora Kats, de dochter van Gerrit en jongere zuster van Frederik Kats, twee bekenden uit de vroegere delen van Van Zadelhoffs cyclus. Ze werkt in de wijnhandel van haar vader. Dora is in de war wanneer ze Daniël en Leonard per toeval ziet kussen. Voor haar is Daniël een jongen van een andere planeet: ‘Alles aan hem was anders. Hij was knap maar zonder dat hij direct Dora’s begeerte opwekte.’ Tot Daniël op school Leonard leert kennen, Dora op de achtergrond verdwijnt en op haar beurt verliefd wordt op Leonard.
Leonards ontmoeting met Daniël heeft zijn gezapige ambtenarenbestaan ontregeld. Hij heeft steeds vaker last van hevige krampen en misselijkheid. De familiedokter schrijft hem broomkali voor ‘om de nerveuze opwinding en prikkelbaarheid des geestes te verlichten’ en adviseert hem een zenuwarts te bezoeken, om zijn ‘problemen waar sommige jonge mannen mee worstelen’ in de kiem te smoren. Leonard lijdt onder de schuldgevoelens over zijn geaardheid, een schuld die wordt verhevigd wanneer dominee Both met opgeheven vinger voorleest uit Leviticus. Leonard en Dora verbreken hun verloving: Daniël zal altijd tussen hen in blijven staan.
Wanneer Leonard er getuige van is hoe Daniël samen met zijn ouders wordt opgepakt en kort daarop op transport wordt gesteld, stort zijn wereld in elkaar. Leonards broer Frans, die duistere klusjes klaart voor de advocaat en
BS-frontman Hendrik Damave, vertelt dat Dora troost zoekt in de armen van een getraumatiseerde Duitse soldaat, Rudi Mörtenböck, de oudere broer van nog een oude bekende, Bernhard Mörtenböck: ‘Dora vrijt met een mof en haar vader levert ze wijn.’
Deel twee van Een graf in de wolken start half juni 1945, enkele maanden na de bevrijding van Arnhem in april van hetzelfde jaar. Leonard heeft met zijn ouders in een bakhuisje op een boerderij in Elspeet gebivakkeerd en keert nu terug naar het verwoeste Arnhem. Dora wordt kaalgeschoren en krijgt met menie een hakenkruis op haar schedel geschilderd. Ze belandt in verschillende interneringskampen en ontvangt enkel brieven van haar vader: voor de rest van de familie is ze een ‘moffenhoer’.
Leonard, die nog steeds visioenen heeft over Daniël, maakt kennis met Marie, het nichtje van de vriendin van zijn broer, en verlooft zich met haar. Dora probeert in Amsterdam haar leven terug op de sporen te krijgen. In een wervelende finale lezen we hoe Leonard zijn lot in eigen handen neemt en zijn heil bij Dora zoekt. Het is inmiddels 1957.
Feit en Fictie
Van Zadelhoffs literaire verbeelding durft al eens een vrije vlucht te nemen: hoewel zijn romans door de bank genomen eerder gemiddeld in omvang zijn (Een graf in de wolken is met zijn 256 pagina’s het lijvigste deel van het vierluik), zijn de plots in het algemeen uitgebreid en overvloedig. Er gebeurt met andere woorden behoorlijk veel en de lezer krijgt flink wat verwikkelingen, intriges en informatie te verwerken. Dat is in Een graf in de wolken niet anders. De stukjes van de puzzel vallen beetje bij beetje op hun plaats, maar toch zijn er hier en daar losse eindjes. Wie dieper graaft en een poging onderneemt om het Kats-verhaal te reconstrueren, zal vrij snel enkele incongruenties, anachronismen of lacunes ontdekken.
Neem nu Dora. Zij is een volkomen nieuw personage dat in de vorige delen zelfs niet de kleinste vermelding krijgt. In Een stoel krijgt haar broer Frederik een prominente rol, maar dat hij een veertien jaar jongere zus heeft, komt de lezer pas te weten in Een graf in de wolken. Dora’s moeder en broer ontkennen haar bestaan na 1945 en vermijden elk contact omdat ze tijdens de oorlog met Rudi optrok. Wellicht heeft Van Zadelhoff dit euvel willen rechtzetten door van haar een hoofdpersonage te maken in Een graf in de wolken.
Enkele personages lijken bovendien van naam te veranderen. Heinrich Morgenstern, wiens villa Gerrit Kats’ hoofd op hol brengt in Een stoel, kan logischerwijs niemand anders zijn dan Daniëls vader. Alleen, in Een graf in de wolken heet die vader plots Christian Morgenstern. Iets gelijkaardigs is er aan de hand met het personage Marie, die makkelijk te verwarren is met Elisabeth uit Een stoel. Beiden zijn immers dochters van een Amsterdamse bloemist.
Ook locaties worden toegekend aan verschillende personages, wat evenzeer voor verwarring zorgt: de Kellers duiken net als de Vonken en de Katsen onder op een boerderij in Elspeet, maar het is niet duidelijk of het over dezelfde plaats gaat. Duiden vage personages als Marie en Elisabeth op een gesuggereerde inwisselbaarheid van identiteiten? En niet nader gedefinieerde plekken zoals de Elspeetse boerderij op gedeelde, universele ervaringen?
Lezers voor wie het allemaal juist moet zijn en die daarbovenop de moeite nemen om de andere delen aandachtig te (her)lezen zullen zich mogelijks ergeren aan de ‘dichterlijke vrijheden’ die de auteur zich veroorlooft. Van Zadelhoff gaat er met de autoriteit van de auctoriële verteller niet verder op in en maakt (voorlopig) geen aanstalten om deze in het oog springende ‘onjuistheden’ weg te werken of twijfels weg te nemen. Misschien permitteert Van Zadelhoff zich deze vrijheden wel met opzet? Hier zit meer achter.
Robert Kats zegt ergens in Ga niet weg: ‘De geschiedenis herschrijven is leuk zolang je je tot fictie beperkt.’ Deze uitspraak is — in één zin— Van Zadelhoffs handelsmerk: op een elegante manier de geschiedenis vervalsen, ten bate van de literatuur én een goed verhaal. Is het belangrijk dat binnen een cyclus alles klopt? In Een stoel zegt Karoline Kwatta: ‘Sommige mensen verzinnen verhalen om meer greep op de werkelijkheid te krijgen.’ Het is duidelijk dat Van Zadelhoff graag een loopje neemt met de historische waarheid. Op de achterflap van Een stoel liet hij bijvoorbeeld ene Bernhard Mörtenböck de roman aanprijzen als ‘een subtiele mengeling van feit en fictie’. Wat in het verhaal past, krijgt een plaats. Anders gezegd: de geschiedenis is kneedbaar — een van de grote thema’s in de hele cyclus —, zeker wanneer het fictieve de werkelijkheid nog maar eens inhaalt.
Personages en stijl
Van Zadelhoff is een kei in het tot leven brengen van historische figuren. Mart Stam — over wiens leven maar weinig bekend is — is voor de auteur gefundenes Fressen. In Een stoel komt een aantal memorabele scènes met Stam voor, maar dat de architect ooit in Arnhem een stoel heeft gemaakt voor een wijnhandelaar is uiteraard volledig verzonnen. Het doet er eigenlijk weinig toe of dergelijke scènes historisch correct zijn of niet, zó realistisch, innemend en geloofwaardig worden ze in de handen van Van Zadelhoff.
Ook in
Een graf in de wolken heeft Stam een aardige cameo: hij heeft in zijn hoedanigheid van directeur van de Kunstnijverheidsschool (de huidige Rietveld Academie) een toelatingsgesprek met Dora, een gesprek dat een passage uit de recente
biografie van Lucebert voor de geest haalt (Stam zorgde ervoor dat de armlastige dichter op de vrij kostelijke academie school kon lopen). In Bernhard Mörtenböck moet Van Zadelhoff echter zijn meerdere erkennen als het aankomt op het bespelen van de grens tussen feit en fictie, zeker wat Stam betreft. Uit de cyclus weet de lezer dat Mörtenböck er immers alles aan doet om de status van zijn idool Stam te vrijwaren, ook als dat betekent dat de waarheid verdraaid moet worden, zoals de kunsthistoricus bijvoorbeeld doet door de Nederlandse vormgever naar voren te schuiven als de ontwerper van een ‘Kulturhaus’ in Potsdam.
Niet alleen blaast Van Zadelhoff historische figuren nieuw leven in, hij creëert die ook. Het mooiste voorbeeld is de op Gerrit Rietveld gebaseerde architect Thomas Strobosch, zogezegd een belangrijke vertegenwoordiger van het Nieuwe Bouwen. Een ander zuiver hersenspinsel van Van Zadelhoff is Hendrik Damave, een ijzingwekkend personage dat de schrijver aan de hand van erg geloofwaardige, levendige en realistisch lijkende details voor historisch laat doorgaan.
Om het werkelijkheidsgehalte en de geloofwaardigheid van zijn cyclus op te vijzelen, heeft Van Zadelhoff een heel arsenaal aan middelen tot zijn beschikking. Een beproefde techniek, die de auteur als de beste beheerst, is het gebruik van egodocumenten als narratieve katalysator. Denk maar aan de dagboekcahiers van Frederik in Een stoel, de briefwisseling tussen Viktor Vonk en Bernhard Mörtenböck in Holle haven en de brieven die Dora in het kamp van haar vader krijgt of de aangrijpende brieven die ze zelf schrijft aan Leonard in het voorlaatste hoofdstuk van Een graf in de wolken.
Van Zadelhoff heeft zich duidelijk ook goed gedocumenteerd. Er zijn tientallen feitjes en details die de tijdgeest perfect weten op te roepen: op de achtergrond weerklinkt een hit van Wilhelm Strienz; Dora schuift het
verduisteringspapier voor haar raam nadat ze Leonard en Daniël heeft zien kussen; Leonard en Dora willen naar
Quax de brokkenpiloot, een film uit 1941, gaan kijken in de bioscoop.
Van Zadelhoff heeft een hypnotiserende vertelstem. Hij weet als geen ander een spannend verhaal op te bouwen, niet alleen aan de hand van een mooi aangehouden ritme en rake beschrijvingen, maar ook door zijn vloeiende dialogen en zijn typerende strakke en lichtvoetige stijl. In korte hoofdstukken focust hij op de psychologische verdieping van zijn personages, die hij moeiteloos tot mensen van vlees en bloed maakt. Dora is een schitterend personage: sterk, eigengereid en zich volledig bewust van het feit dat ze een herkansing krijgt. De enige passages waar de psychologische uitwerking naar mijn gevoel minder geslaagd is, zijn die waarin de homoseksuele relatie tussen Leonard en Daniël wordt beschreven. Het blijft allemaal heel braaf en kuis, terwijl Van Zadelhoff in zijn vorige romans toch al bewezen heeft dat hij de erotische aantrekkingskracht tussen twee menselijke wezens uitstekend kan beschrijven.
Een hele reeks leidmotieven zorgt verder voor een grote coherentie en verbindt de hoofdstukken met elkaar: ‘licht en lucht’, uiteraard, maar ook de ring met de groene agaat die Leonard van Daniël krijgt, het Arita-kannetje van blauwwit porselein dat bij de Kellers op de schouw staat en elk bombardement overleeft, Daniëls boekje met de gedichten van
Richard Dehmel, dat we al kennen uit
Holle haven en de Rüdesheimer Riesling ‘vom Schieffer’ van Weingut Jakob Morgenstern uit 1937, de laatste door Christian Morgenstern gebottelde wijn. Al deze motieven verhogen het literair soortelijk gewicht van
Een graf in de wolken en verheffen de roman tot meer dan een vlot leesbare en spannende vertelling..
Het verrassende einde van Een graf in de wolken, met op de valreep de deus ex machina-introductie van nog maar eens een nieuw personage, laat uitschijnen dat er nog minstens één volgend deel komt van de Kats-saga. Van Zadelhoff is — zoals gezegd — nog lang niet klaar met de droom van de omgekeerde villa.