10-05-2009

'IEDEREEN VINDT ZICHZELF BELANGRIJK'


Een gesprek met DANIEL KEHLMANN, Amsterdam, 27 maart 2009


Daniel Kehlmann (München 1975) debuteerde in 1997 op zijn tweeëntwintigste. De roman ‘Ik en Kaminski’ uit 2003 betekende zijn doorbraak. In 2005 verscheen ‘Het meten van de wereld’. Van dat boek werden wereldwijd anderhalf miljoen exemplaren verkocht. In Duitsland al meer dan negenhonderdduizend. Alleen van Patrick Süskinds roman ‘Het Parfum’ werden er meer verkocht.
Kehlmann die filosofie en literatuurwetenschappen studeerde, woont en werkt in Wenen en Berlijn.
Tussen ons op tafel ligt de Nederlandse vertaling van zijn meest recente roman: ‘Roem’. Het is zijn vijfde roman.
‘Roem’ is een lichtvoetig geschreven en tegelijkertijd zeer complexe roman. Ik heb het boek nu twee keer gelezen. Misschien moet je dat ook doen om de rijkdom van deze tekst ten volle te kunnen smaken?
‘Dat klopt maar het is natuurlijk een beetje vreemd om zoiets als auteur van je lezer te eisen...’
Thomas Mann heeft een dergelijk advies aan de lezers van zijn roman ‘De toverberg’ gegeven.
‘Ja, en Schopenhauer maakte het nog bonter. Volgens hem kon je niets van ‘De wereld als wil en voorstelling’ begrijpen als je het boek niet twee keer las. Toch wilde ik ook de lezer die de structuur en de verwijzingen niet ziet, die ‘Roem’ gewoon als een verhalenbundel leest, iets meegeven. Het is natuurlijk vooral een boek voor lezers die er plezier in hebben verbindingen te zien en structuren bloot te leggen. Maar je blijft allicht altijd lezers hebben die zich ergeren, die geen zin hebben in raadsels en spelletjes.’
In de Nederlandse vertaling ontbreekt de ondertitel ‘een roman in negen verhalen’.
‘Ik heb lang getwijfeld of ik het ‘een roman in vertellingen’ of gewoon ‘roman’ zou noemen. Het is weliswaar een experiment in romanvorm maar het is en blijft een roman. Aan mijn buitenlandse uitgevers heb ik de keuze gelaten. Uitgeverij Querido koos voor ‘roman’. Niet om de lezer te bedriegen, maar omdat het duidelijker en eenvoudiger is.’
In de vertelling ‘Oosten’ reist de misdaadauteur Maria Rubinstein met een internationaal gezelschap journalisten en schrijvers naar een niet nader genoemd land in Centraal-Azië. Ze gaat in plaats van de schrijver Leo Richter die geen in had. Omdat ze niet op de officiële lijst voorkomt, mondt deze reis voor haar uit in een nachtmerrie. In vergelijking met de andere verhalen is ‘Oosten’ een realistisch verhaal.
‘Inderdaad. Het is een verhaal dat de brutale werkelijkheid toont. Ik heb om privéredenen de laatste twee jaar veel tijd doorgebracht in Centraal-Azië. Ik ken de situatie ter plekke en weet dat het verhaal zeer realistisch is. Sommige lezers hebben mij gevraagd of het beeld dat ik van zo’n land schets niet een cliché is. Is het in werkelijkheid niet minder rommelig, minder bureaucratischer en chaotischer? Vreemd genoeg zijn het altijd mensen die nog nooit in Centraal-Azië geweest zijn.’
Doordat Maria Rubinstein de oplader van haar gsm vergeten heeft, raakt ze verstrikt in een bureaucratisch web. De gsm speelt een belangrijke rol in uw roman. In het eerste verhaal ‘Stemmen’ koopt de hoofdpersoon een gsm en krijgt per ongeluk een nummer dat al in gebruik is. Als hij naar de klantendienst van de telefoonmaatschappij belt, krijgt hij te horen dat zoiets onmogelijk is.
‘Een vriend van mij heeft bij een groot telecombedrijf gewerkt. De fout ligt altijd bij de klant. Dat is het uitgangspunt. In bureaucratische systemen zie je hetzelfde. De burger is altijd schuldig. Het systeem treft nooit schuld. Terwijl in werkelijkheid het systeem steeds schuld heeft.’
De moderne technologie heeft ons leven danig veranderd. Vijftien jaar geleden had niemand een gsm en tegenwoordig kan niemand meer zonder.
‘Het heeft de aard en wijze van hoe we leven veranderd. Of ik daar voor of tegen ben, interesseert me niet als verteller. Maar de technologische ontwikkelingen hebben de aard van de verhalen die ons overkomen ook veranderd. Daar wilde ik over vertellen. Bijvoorbeeld over de dubbellevens die men met een gsm kan leiden. We leven nu in een andere wereld waarin andere dingen gebeuren. Dat moet toch ook zijn neerslag in onze literatuur hebben.’
De figuur van de bekende schrijver Leo Richter duikt in meerdere verhalen op. Hij lijkt nog het meest op een marionettenspeler. Hij trekt aan de touwtjes en de andere personages bewegen. Aan het einde van het laatste verhaal is hij plotseling verdwenen.
‘Dat is wat schrijvers doen. Zij trekken hun eigen persoonlijkheid terug en laten een schepping achter.’
Leo Richter wordt vergeleken met een tweederangs god.
‘Zo is hij ook al opgetreden in het verhaal ‘Rosalie gaat sterven’. Haar redt hij uiteindelijk, terwijl hij zijn eigen vriendin laat zitten. Elisabeth laat hij achter in het verhaal en trekt zich terug. ‘Een schrijver is overal en achter de dingen en boven de hemel en onder de aarde...’ Zo verwoordde James Joyce het. En hij vervolgde : En de schrijver leunde achterover en vijlde zijn nagels.’ Er is geen gelegenheid meer om hem rekenschap te vragen.’
Een citaat uit de roman ‘Ik en Kaminski’:
‘Ik wilde bijvoorbeeld een serie zelfportretten maken, maar niet op basis van mijn spiegelbeeld of foto’s, maar alleen met behulp van het beeld dat ik van mijzelf had. Niemand heeft immers een idee van hoe hij eruitziet, we hebben volledig verkeerde beelden van onszelf.’
‘Ik kwam daarop tijdens het schrijven. Gewoon omdat ik me afvroeg waarom zoiets nog nooit gebeurd was.’
Het citaat zou kunnen dienen als motto voor ‘Roem’.
‘In Roem gaat het inderdaad ook om identiteit. Het gaat om de vraag hoe zie je jezelf? Hoe zien de anderen je? Bij iemand die beroemd is dringen die vragen zich vanzelfsprekend op. Maar het zijn natuurlijk vragen die iedereen zich zou moeten stellen.
In ‘Rosalie gaat sterven’ smeekt de hoofdpersoon, die kanker heeft, de schrijver haar te laten leven. Hoewel in het begin onwillig geeft hij haar uiteindelijk toch haar zin. En toen hij toch bezig was, maakte hij haar ook weer jong.
‘Misschien raar om te zeggen maar op dat hoofdstuk ben ik erg trots. Emotioneel is het me dierbaar. Enerzijds speel ik een postmodern spel met fictie en anderzijds vertel ik een realistisch verhaal over een mens die gaat sterven. Het gesprek dat de schrijver Leo Richter met zijn personage Rosalie voert, heb ik ook met haar gevoerd.’
Het is moeilijk je met uw personages te identificeren, lees je in veel recensies. Het klinkt als een verwijt.
‘Ik vind dat identificatie een overschat criterium is. Vladimir Nabokov, een auteur die ik zeer bewonder, kreeg bij elke roman weer te horen dat het zo moeilijk was je met zijn personages te identificeren. Nabokov vond dat de lezer zich niet met een personage maar met de schrijver moet identificeren, met de geest die achter dat alles steekt, met de hele compositie.
Het is vreemd dat op dit moment in de Duitse kritiek het begrip identificatie weer zo’n belangrijke rol speelt. Bertold Brecht heeft zich in het grootste deel van zijn werk beziggehouden met argumenteren tegen de identificatie. En dat heeft een enorme invloed gehad, wereldwijd, maar ook in Duitsland. Dat schijnt momenteel totaal vergeten te zijn. Het lijkt alsof Brecht nooit heeft bestaan.’
‘Ik en Kaminski’ had ook net zo goed Roem kunnen heten.
‘In dat boek gaat het werkelijk om roem. Het zou een te simpele titel zijn geweest. Maar er zijn veel overeenkomsten. Natuurlijk is ‘Roem’ is veel gecompliceerder. Vernuftiger van compositie ook. Misschien is het daarom iets minder grappig.’
Sebastian Zöllner is de hoofdpersoon van uw roman ‘Ik en Kaminski’. Hij dringt zich op aan de bekende schilder Kaminski. In het verhaal ‘Een bijdrage aan de discussie’ maken we kennis met de blogger Mollwitz die zich op zijn beurt weer opdringt aan de bekende schrijver Leo Richter.
‘Mollwitz is een groteske versie van Zöllner. Maar hij is oneindig veel tragischer. Aan het einde van het verhaal staat hij in de hotellobby en huilt omdat niemand zich om hem bekommert. Maar er is ook troost voor hem. Zijn laatste zin is: ‘In een verhaal, dat weet ik nu, zal ik nooit komen.’ Hij had het dus bij het verkeerde eind.
Toen het idee voor dit verhaal ontstond, heb ik veel blogs bekeken, vooral die zogenaamde postings. Ik wilde weten wat er gebeurde als je onder een verzonnen naam berichten in een blog of nieuwsgroep zette. De reacties zijn verschrikkelijk. Wat een woede, wat een agressiviteit. Je geeft een mening en iemand anders, iemand die je helemaal niet kent, antwoord daar weer op. Meestal verschrikkelijk domme antwoorden waar dan weer andere onbekenden op reageren. Je leest die postings en denkt wat een verschrikkelijke domme en agressieve mensen. In werkelijkheid zijn het allemaal hele normale mensen. De anonimiteit brengt ze ertoe om deze agressie in zich los te laten.
We leven in een cultuur waarin iedereen bijgebracht wordt dat hij belangrijk is. Iedere mening is belangrijk. Daarom wil geen enkele politicus de massa beledigen. Kijk naar de strijd tegen extreem rechts. Die partijen zijn verschrikkelijk maar van degenen die op die partijen stemmen, wordt gezegd dat het nette, slimme mensen zijn die misleid zijn. Niemand durft te zeggen dat degenen die er op stemmen idioten zijn.’
Miguel Auristos Blancos is een wereldberoemde schrijver van boeken over harmonie, innerlijke gratie en het zoeken naar de zin van het leven. Om de zoveel pagina’s slingert er wel ergens een exemplaar rond van een van zijn boeken. Hoe verhoudt hij zich tot Leo Richter?
‘Hij heeft met Richter gemeen dat ze beiden putten uit hun eigen leven. Maar terwijl Blancos boeken schrijft met levensraad, schrijft Richter verhalen. Naar mijn mening doet Richter er iets beters mee. Blancos geeft antwoorden. Een echte schrijver geeft geen antwoorden. Als je een goede roman gelezen hebt, moet alles er nog wat complexer uitzien dan voorheen. Een goede roman maakt de dingen niet simpeler.’
In het verhaal ‘Antwoord aan de abdis’ overweegt Blancos zelfmoord te plegen. Is het omdat hij zijn lezers al die jaren heeft voorgehouden dat er hoop is, terwijl hij weet dat die er niet is?
‘Nee, Blancos wil zich niet voor zijn hoofd schieten omdat hij zijn lezers al die jaren heeft misleid. Hij overweegt zelfmoord omdat hij beseft dat zo’n daad hem werkelijk groot maakt. Hier kun je de titel ‘Roem’ letterlijk nemen. Maar of hij het werkelijk doet? Ik weet het ook niet. Ik vind het mooi als een verhaal juist voordat de beslissing gaat vallen, ophoudt. Dat beide mogelijkheden nog open zijn.’
Uw vorige boek ‘Het meten van de wereld’ was een historische roman over de pogingen van twee wiskundigen de wereld op te meten.
‘Deze keer wilde ik een boek schrijven dat volkomen anders was. Niet alleen moest de roman zich in het heden afspelen, ze moest ook over het heden handelen. Dat heb ik als een bevrijdende en interessante gedachte ervaren.
Onlangs merkte een lezer op dat in ‘Roem’ de wiskunde is opgegaan in de structuur van de roman. Nu is de schrijver de wiskundige, zei hij. Ik was er zelf nooit opgekomen.’

verscheen eerder in De Standaard der Letteren, 17 april 2009