22-05-2017

Stanley Brouwn (1935-2017)



Afgelopen vrijdag overleed de kunstenaar Stanley Brouwn. Hij was een van de meest interessante Nederlandse kunstenaars van de laatste 50 jaar. Toen ik in de jaren tachtig assistent was bij Galerie Art & Project zag ik hem weleens. Een vriendelijke, verlegen man, een beetje schichtig zelfs. In mijn roman in wording Het plein en de vos bezoekt de hoofdpersoon een tentoonstelling van hem in het Stedelijk Museum. Het is anders dan de rest van de roman een autobiografische passage. Brouwn was degene die mijn blik op beeldende kunst voorgoed veranderd heeft. Na het zien van zijn overzichtstentoonstelling in het Stedelijk, ergens midden jaren zeventig, was ik flink van mijn stuk. Ik begreep instinctief dat wat ik had gezien van een zeer hoog niveau was. De minimale beelden die ik zag hadden op mij een bijna religieuze uitwerking. Mijn kijk op de wereld was voorgoed anders geworden.

Uit Het plein en de vos:

Onderaan de immense trap die naar de eerste verdieping van het museum leidde, bleef hij stilstaan. Links van hem bevond zich de toegang tot een rij intieme kabinetten. 

Het was er rustig. De weinige bezoekers die er rondliepen, waren verdiept in de laatnegentiende-eeuwse schilderijen. Kabinet na kabinet doorkruiste hij. Na vijf, zes kabinetten bevond hij zich plotseling in een lege zaal. Hij nam plaats op een houten lattenbank die in het midden van de ruimte stond. Het licht was hier van een bijna onaardse schoonheid, zacht en tegelijkertijd heel aanwezig. Terwijl zijn ademhaling weer normaal werd, ontdekte hij, dat in tegenstelling tot wat hij eerst had gedacht, er wel degelijk iets aan de wanden hing. Rijen met lege vellen A4-papier. Toen hij dichterbij kwam, zag hij dat op elk vel papier iets getekend was. Bibberige potloodlijnen die in eerste instantie niets voor leken te stellen. Zoiets had hij nog nooit gezien. De wereld om hem heen was naar de achtergrond verdwenen, alleen hij en die vreemde, ijle tekeningen. Uit een perspex bakje bij de doorgang naar de volgende zaal, pakte hij een stencil met informatie over de kunstenaar. Harry liep terug naar de houten bank en begon te lezen. Dit was heel iets anders dan Zadkine met zijn plumeau, dan Olga met haar tactiele, democratische etsen… Ook deze kunstenaar probeerde de wereld te begrijpen maar zijn uitgangspunt was minder vaag. Hij deed niets anders dan de hem omringende wereld opmeten en de maat die hij daarbij hanteerde, was zijn eigen voetstap. De tekeningen die aan de wanden hingen, had hij niet zelf gemaakt, nee, hij had steeds aan willekeurige voorbijgangers de weg gevraagd en vervolgens of ze dat voor hem met potlood wilden uittekenen.

Een man kwam de zaal binnen, bleef na een paar stappen stilstaan en liep weer weg.
‘Hier is niets te zien,’ zei hij tegen iemand in de andere zaal. 
Was hier inderdaad niets te zien? vroeg Harry zich af. Verbeeldde hij het zich allemaal? Was alles wat hij tot dan toe had meegemaakt niet gebeurd? De voortijdige zaadlozing bij Olga, dat gedoe met Irene, de ruzie met Lucia, zijn vader die ze in de inrichting hadden opgesloten… Had hij het zich allemaal verbeeld?