20-03-2010

BLIND VOOR WAT ER WERKELIJK GEBEURDE

Ismail Kadare (1936) was in Brussel. De internationaal gelauwerde Albanese schrijver - in 2005 won hij de eerste Man Booker International Prize en in 2009 de prestigieuze Spaanse Prins van Asturiëprijs - kwam de Nederlandse vertaling van zijn roman Het Ongeluk promoten.
Vier potige mannen in donkerblauwe kostuums fladderden steeds om hem heen. Het zijn afgevaardigden van een culturele, Albanese vereniging en willen geen woord missen van wat hun grote schrijver zegt.
Het ongeluk is een ongrijpbaar boek. Het eerste deel is opgezet als een detective. Op de snelweg tussen Tirana, de hoofdstad van Albanië, en vliegveld Rinas is bij kilometerpaal 17,0 een taxi verongelukt. De passagiers zijn op slag dood, de chauffeur wordt in coma afgevoerd. De slachtoffers zijn Besford Y., een politiek analist en Rovena St., die stage loopt bij een archeologisch instituut in Wenen. Waarschijnlijk vormen zij een liefdespaar. Over de omstandigheden waarin het ongeluk gebeurd is, tast de politie in het duister. Als de chauffeur na een week uit zijn coma ontwaakt, kan hij de politie niet meer vertellen dan wat hij in de achteruitkijkspiegel gezien heeft: ‘de man en de vrouw probeerden elkaar te kussen’. De politie kan er weinig mee en deelt het ongeval in bij de categorie atypische ongevallen. Maar nadat de geheime diensten van twee andere Balkanlanden interesse hebben getoond in het ongeval, verdiept de Albanese geheime dienst zich er ook in. Wederom zonder resultaat. Een onderzoeker die verder anoniem blijft, gaat door met het onderzoek. Uit een enorme stapel hotelbonnen, treinkaartjes, vliegtuigtickets, notities en andere papieren probeert hij zich een voorstelling te maken van het leven van Besford en Rovena in de laatste veertig weken voorafgaand aan het dodelijke ongeluk. Dit vormt het tweede deel van de roman. Het leest als een tragisch liefdesverhaal. Het derde en laatste deel van de roman – waarin de onderzoeker weigert de laatste week van Besford en Rovena te reconstrueren - heeft weer de vorm van een detective.

Kadare: ‘Inderdaad. Er is helemaal niets mis met detectives. Meestal wordt het gebruikt om slechte literatuur mee te benoemen. Onzin! De meeste grote werken uit de wereldliteratuur zijn detectives. In Hamlet van Shakespeare probeert Hamlet de moord op zijn vader op te lossen. Maar ook De broers Karamasov van Dostojevski is een detective. Om maar niet te spreken van Misdaad en straf.’

Soms moest ik aan het werk van de Siciliaanse auteur Leonardo Sciasca denken toen ik uw boek las.

‘Dat is een van die grote schrijvers. En inderdaad, hij schreef alleen detectives.’

Een overeenkomst tussen al die romans is dat de oplossing van het misdrijf veel minder belangrijk lijkt dan de manier waarop dat gebeurd.

‘Dat geldt ook voor Het ongeluk. Het gaat om de pogingen die alle grote schrijvers hebben ondernomen om het mysterie te ontrafelen. Maar uiteindelijk stuit je steeds op een grens. Hoe je hem ook benaderd, welke sluiproute je ook neemt, uiteindelijk stuit je altijd weer op een barrière. Je komt niet verder.’

Uw karakters zijn voortdurend op reis door Europa. Maar ze slagen er niet in het verleden van zich af te schudden. Ze denken dat ze alleen dan een nieuw begin kunnen maken. Leven in een andere zone...

‘Sterven om opnieuw te kunnen beginnen.’

Toch lukt het ze niet. Of misschien ook wel. Aan het einde van het boek laat u de lezer in het ongewisse of Besfort en Rovena misschien toch nog leven.

‘Je kunt pas veranderen als je de geschiedenis accepteert. Je persoonlijke, maar ook de geschiedenis van je land, de Albanese geschiedenis. Pas dan kun je verder leven. ’

Onlangs hoorde ik iemand uw werk als magisch realistisch beschrijven. Er werd zelf een vergelijking getrokken met Zuid-Amerikaanse auteurs als Garcia Marquez.
Kadare vertrekt zijn gezicht tot een grimas. Grotere onzin heeft hij nog nooit gehoord.

‘Van die Zuid-Amerikanen wordt altijd gezegd dat zij het magisch-realisme in de literatuur hebben uitgevonden... louter geschiedvervalsing. Lees de vroegste grote werken uit de klassieke literatuur er maar op na. Daar kun je al lezen over paarden die boven de wolken zweven. De kracht van literatuur is dat je je niet aan de werkelijkheid hoeft te houden.’

U bent gevormd door de mythes uit de klassieke oudheid. Zowel de orale als de geschreven klassieke literatuur. De mythes uit de Balkan. En natuurlijk Shakespeare.

‘Ik heb zijn gehele oeuvre meermalen gelezen. De plots van bijvoorbeeld Macbeth en Hamlet zijn nogal mager. De grootsheid van Shakespeare schuilt erin dat hij deze stof op een zeer hoog plan gebracht heeft. Ik heb in mijn leven slechts drie essays geschreven. Een over Aeschylus, een over Dante en onlangs een over Shakespeare. ’

Het komische en tragische gaan in uw werk vaak hand in hand.

‘In alle grote literatuur zijn het tragische en het komische onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het grote voorbeeld is natuurlijk Cervantes’ Don Quichot. De ridder met het droevige gelaat. Hij is een idealist, een utopist. En doet geen enkele concessie. Daarin schuilt zijn tragiek. De oppervlakkige lezer lacht erom. Maar lachen is ook een manier om met het tragische om te gaan.’

De meeste vertalingen van uw boeken zijn gebaseerd op de Franse vertalingen. Er zijn uitzonderingen. Uw Nederlandse vertaler Roel Schuyt heeft speciaal Albanees geleerd om niet langer afhankelijk te zijn van de Franse vertalingen.

‘Dat is hoopgevend. Maar Albanees is een kleine taal. Wordt slechts gesproken door 5 à 6 miljoen mensen. Samen met het Grieks en het Armeens is het Albanees een van de drie solitaire talen van Europa, talen die tot geen enkele familie behoren. Helaas wordt de taal tegenwoordig vooral geassocieerd met de Albanese maffia en de stalinisten die zo lang aan de macht waren. Dat is onterecht.’

Na lezing van uw roman dacht ik: dit is een boek over noodlot. Maar niet op een pessimistisch manier. Nee, eerder op een filosofische manier.

‘Misschien, misschien...’

‘In de oudheid zei men dat de goden aan ons, de mensen, niet de hogere wetenschap en kennis hadden doorgegeven’, lees ik in uw roman. ‘Daarom waren onze ogen, zoals meestal het geval is, op dat moment blind voor wat er werkelijk gebeurde.’ De oplossing van het raadsel ligt in de roman in de achteruitkijkspiegel van de verongelukte auto verscholen. De man en de vrouw die elkaar probeerden te kussen. De spiegel reflecteert de realiteit. Maar als we de gewone realiteit al niet kunnen zien dan zeker de reflectie daarvan niet. Een veelzeggend beeld die spiegel.

‘Die spiegel herinner ik me niet meer.’

Kadare pakt mijn exemplaar van Het ongeluk en bladert naar de laatste pagina. Hij priemt met zijn wijsvinger op de jaartallen onder de tekst: Winter 2003-2004.

‘Ik heb dat boek meer dan zes jaar geleden geschreven. De details ben ik vergeten.’


eerder gepubliceerd in De Standaard der Letteren, 19 maart 2010

Geen opmerkingen: